Het eigenwoningforfait, een belasting voor huiseigenaren, is de laatste jaren in stapjes afgebouwd. Dit vloeide voort uit de afbouw van de hypotheekrenteaftrek. Een ambtenarencommissie heeft nu voorgesteld om het forfait juist stevig op te krikken, waardoor er een ‘betere inkomensverdeling’ tot stand zou kunnen komen. Maar dit plan heeft niets te maken met de huidige uitdagingen op de woningmarkt, zegt Taco van Hoek, directeur van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB).
Wat is het eigenwoningforfait precies?
“Het is een belasting op het bezit van het huis. Op dit moment is het tarief erg overzichtelijk. Het gaat vanaf volgend jaar om 0,45% van de waarde van de woning, mits het minder waard is dan €1.110.000. Dat moet je bij je inkomen optellen en daar geldt een bepaald tarief voor. Een simpele rekensom: iemand met een huis van €300.000 moet €1350 bij zijn eigen inkomen optellen. Daar moet hij zo’n 37% belasting over betalen. Netto komt hij dan uit op zo’n €500.”
Het eigenwoningforfait zit in box 1, waarin het inkomen wordt belast. Welke complicaties geeft dit?
“De gedachte achter het eigenwoningforfait is dat de eigen woning toch op een bepaalde manier iets oplevert. Als je de woning zou verhuren, zou dat huuropbrengsten opleveren en door het zelf te bewonen heb je dan ook een zeker voordeel. Maar er gelden hierbij twee complicaties. De eigen woning genereert allereerst geen inkomensstroom zolang je erin woont. Tenzij je dus gaat verhuren en je daar rendement op gaat maken. Een andere complicatie is dat mensen altijd weer een woning moeten hebben. Het is een noodzakelijk goed en daarmee verschilt het sterk van beleggingsproducten als aandelen en obligaties. Als je de woning verkoopt, moet je ook weer op zoek naar een ander huis.”
Wat is het onlangs gepubliceerde voorstel van de commissie-Van Geest over het forfait?
“Zij hebben een variant uitgerekend, met een heel sterke stijging van het eigenwoningforfait. Dat zou moeten gaan van 0,45% naar 2,45% van de woningwaarde. Dat is dus meer dan een vervijfvoudiging. Dan praat je over enorme bedragen. Het zou geleidelijk ingevoerd moeten worden, maar uiteindelijk betekent dit een substantiële lastenverzwaring voor huishoudens. Het maakt wonen duurder en in een tijd van hogere hypotheekrentes en veel onzekerheid is een dergelijk beleid niet zonder risico. Het idee is om de opbrengsten via de inkomstenbelasting terug te geven, maar het wonen wordt hierdoor wel duurder en het geeft grote verdelingseffecten.”
Wie krijgen hier het meeste last van?
“Het is met name nadelig voor mensen met dure woningen en niet al te hoge inkomens. Er zijn ook sterke regionale effecten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan mensen die in een doorsneehuis in het centrum van Amsterdam wonen. Door de locatie zijn dit heel dure woningen.”
U vindt het voorstel dus niet bevorderlijk voor de woningmarkt?
“Het wordt vaak in verband gebracht met de woningmarkt, maar het is onduidelijk welk woningmarktprobleem hiermee wordt opgelost. Het zijn allemaal fiscale maatregelen die vooral ingegeven zijn door opvattingen over de inkomensverdeling of tot doel hebben om geld binnen te halen voor de overheid. Maar voor de woningmarkt hebben we hier heel weinig aan.”
Volgens de commissie-Van Geest wordt hiermee wat gedaan aan de ‘ongelijke inkomensverdeling’.
“Het is dus een punt op het gebied van inkomens- en vermogenspolitiek, maar niet een woningmarktpunt. De kern van de huidige problemen op de woningmarkt is dat we niet voldoende woningen bouwen. En dat het aanbod vaak niet goed aansluit op de vraag. Dat zijn momenteel de uitdagingen op de woningmarkt.”
Wat denkt u dat de politiek met de plan van de commissie-Van Geest gaat doen?
“Dat vind ik moeilijk te zeggen. Het is de vraag hoe dit gaat landen in de inkomenspolitieke discussie van dit moment. Het is een manier om geld binnen te halen. Maar het maakt het wonen duurder en je krijgt bovendien forse verdelingseffecten. Dat zijn politieke afwegingen. Wij zijn meer bezig met de discussie hoe de woningmarkt beter kan functioneren. Daar gaat deze discussie aan voorbij.”