Het Centraal Planbureau (CPB) stelt dat het inkomen van moeders tot zeven jaar na de geboorte van hun eerste kind daalt met 46 procent. Wordt dit goed besproken aan de adviseurstafel? En zijn er wel eens conflicten over? We leggen deze vragen voor aan twee hypotheekexperts die hier bijna dagelijks mee te maken hebben.
“We houden rekening met alle life events, dus ook met de financiële consequenties van kinderen. Voor zover dat kan, want ook hier in Assen is de huizenmarkt oververhit. Voor een gemiddeld huis moeten mensen zoveel geld ophoesten dat ze niet voldoende hebben aan een hypotheek op één salaris. Daarom hebben veel mensen nu denk ik geen keuze meer om ‘zomaar’ minder te gaan werken als er kinderen komen. Bijna iedere hypotheekklant die ik nu adviseer, leent maximaal.”
“Het is niet altijd even makkelijk om hierover te praten in het hypotheekgesprek. Niet omdat mensen ruzie krijgen over wie er minder gaat werken, maar wel omdat er soms een onvervulde kinderwens is. Ik benoem het onderwerp natuurlijk en breng het met beleid. Het CPB-onderzoek gaat over de inkomensdaling bij moeders, maar in mijn praktijk zie ik ook regelmatig dat vaders minder gaan werken”.
“Er zijn goede professionele opvangmogelijkheden én vaak ook opa’s en oma’s die willen oppassen. Dus veel jonge stellen willen het op die manier oplossen en denken niet dat het nodig is om minder te werken. Ik ben benieuwd of de cijfers over een paar jaar anders zijn, want in deze markt is zo’n grote inkomensdaling gewoon niet meer weggelegd voor iedereen.”
“Natuurlijk houden we rekening met een eventuele daling van het inkomen wanneer er kinderen komen. Het is nu eenmaal zo dat in ieder geval één van de partners dan meestal minder gaat werken. Dus daar moet een hypotheek op zijn afgestemd.”
“Volgens het CPB zijn opvattingen over wie voor de kinderen zorgt, bepalender voor de inkomensdaling van moeders dan beschikbaarheid van kinderopvang. Dat vind ik opvallend, want ik zie ook genoeg ‘minder traditionele’ situaties waarbij juist de man minder gaat werken. Bij mijn hypotheekklanten in Volendam zie ik ook dat het vaak een praktische keuze is. Het is meestal de man van het stel die zelfstandig ondernemer is en dan is minder werken vaak geen optie. Vrouwen in loondienst hebben meer flexibiliteit om parttime te gaan werken.”
“Starters zijn zich sowieso nog helemaal niet bewust wat het leven kost, laat staan wat een kind kost. Die onwetendheid is soms wel prettig, maar je moet natuurlijk wel een financiële planning maken die toekomstbestendig is. In de praktijk doen we het hypotheekgesprek vaak in twee delen. In het eerste gesprek leg ik dan al deze gevoelige dingen vast in de week. In het tweede gesprek kunnen we dan samen een weloverwogen plan maken. Dat voorkomt ook onnodige discussies aan de adviestafel.”
“Hoe dan ook, we leggen de financiële consequenties van kinderen wel altijd goed uit. Hoe mensen daar in de praktijk mee om willen gaan, mogen ze natuurlijk helemaal zelf weten.”
Verschillende partijen melden dat het een stuk rustiger aan het worden is en dat het aantal aanvragen ‘extreem’ aan het dalen is. Moet de sector zich schrap zetten? We vragen Chris Oosterling, senior relatiemanager bij MUNT Hypotheken, wat hij verwacht.
In deze rubriek reflecteren adviseurs op het advies dat ze het meest is bijgebleven, zelfs na vele honderden trajecten. Vandaag vertelt Apeldoorner Jochem Hasperhoven over dat ene advies…
Twee miljoen Nederlanders hebben een aflossingsvrije hypotheek. Een deel verwacht in de problemen te komen als het moment voor aflossing daar is. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) waarschuwen voor een mogelijk drama. Maar volgens financieel adviseur Paul van der Kwast loopt het niet zo’n vaart.
Van Independer tot de AFM en MUNT Hypotheken, ze krijgen allemaal signalen dat starters vaker kiezen voor een aflossingsvrije hypotheek. Hoewel AFM nog steeds erg kritisch is op aflossingsvrije producten, is het volgens veel mensen uit de praktijk een prima product. Ook voor starters.