Natuurlijk ben ik als advocaat dol op wetten en regels, maar er zijn grenzen. Zeker als het gaat over de vrijemarktwerking: daaraan moet je niet zomaar tornen met haastige ingrepen. Kreten als ‘huizen worden gezien als winstmachines’ (ChristenUnie) en woningbeleggers als ‘belagers van onze volkshuisvesting’ (SP) zijn misschien wel begrijpelijk, maar er is op zich niks mis met het uitgangspunt dat de markt z’n gang moet kunnen gaan. Daar leven we goed van als BV Nederland.
De ChristenUnie stelt onder meer voor om de overdrachtsbelasting voor particuliere beleggers onder voorwaarden te verhogen van 2 naar 6 procent. Het geld dat dat oplevert, kan dan worden gebruikt om de overdrachtsbelasting voor starters naar 0 procent te brengen. Dit klinkt op papier allemaal fantastisch en sociaal en eerlijk, maar ik vrees dat die extra belasting uiteindelijk gewoon wordt doorbelast aan de huurder.
In Nederland gelden namelijk alleen regels voor sociale woningen waarvan de huur niet hoger mag zijn dan de zogeheten liberalisatiegrens van zo’n 720 euro per maand. Beleggers kopen daarom liever geen (starters-)woningen die als sociale huurwoning kunnen worden aangemerkt. Door het ontbreken van regels voor woningen in de categorie middenhuur (ca 720 euro tot ca 1000 euro) en hoger enerzijds en krapte op de woningmarkt anderzijds, kunnen verhuurders tot op zekere hoogte gewoon zelf bepalen hoeveel huur ze vragen voor dat soort woningen. Dus wat let hen om die verhoogde belastingen niet ook gewoon in rekening te brengen?
In feite raakt hier de problematiek van de starterswoningen de problematiek van het ontbreken van beschikbare woningen in de categorie middenhuur. De les is dat als je als politiek een vermeend probleem wilt oplossen, je alle krachten die meespelen goed in beeld moet hebben. Vergelijk het maar een beetje met ons drugsbeleid. Aan de voorkant wordt het gebruik van wiet gedoogd, maar aan de achterkant handhaven we onverkort alle wettelijke verboden tegen telers en leveranciers. De uitwassen die dat oplevert, veronderstel ik als bekend. Zoiets zou dus ook kunnen gebeuren als we alleen woningbeleggers op de voorgestelde manier aan ‘schijnbanden’ leggen. De starter op de woningmarkt heeft er dan mogelijk alsnog weinig tot niks aan.
Maar misschien kan het ook anders. Minister Ollongren noemde gisteren in de Tweede Kamer tijdens het debat over de Staat van de Woningmarkt ook menigmaal ‘middenhuren’ als een soort toverwoord. Misschien is dat magische wat overdreven. Maar ik begrijp wel waar het al eerder door Ollongren omarmde idee vandaan komt dat starters ermee geholpen zijn als we de middenhuur iets meer reguleren. Als we dat zorgvuldig kunnen doen, hoeven we misschien zelfs helemaal niet meer te rommelen aan de overdrachtsbelasting. Of de verschillende ingrepen kunnen beter op elkaar afgestemd worden. Nou wordt het middenhuur-voorstel van onder andere minister Ollongren bepaald niet door alle partijen onmiddellijk omarmd. Zij noemde het vorig jaar zelf ook al niet voor niets een noodknop.
Ook voordat we gaan ingrijpen in de woningmarkt, is het mijn dringend advies om het totale plaatje in het vizier te hebben. Dus betrek niet alleen de belangen van de starters en de middeninkomens en zaken als de overdrachtsbelasting. Maar ook die van de grotere en kleinere beleggers, woningcorporaties en gemeentes en wellicht dus ook de middenhuren.