Elke week bespreken we het belangrijkste nieuws uit de hypotheeksector met een adviseur. Deze week hebben we het met Dayne de Weerdt van De Hypotheker in Capelle aan den IJssel over de rol van de landelijke verhuisvergoeding en de betaalbaarheidsnormen van gemeenten.
“In sommige gemeenten krijgen ouderen een vergoeding van €750, in andere gemeenten loopt dat op tot €6.000. Er zijn regio’s met verhuiscoaches of seniorenmakelaars, maar net zo vaak ontbreekt elk beleid. Dat zorgt voor verwarring en maakt het voor veel ouderen lastig om de stap naar een nieuwe woning überhaupt te overwegen. Toch is het grotere probleem niet de regeling zelf, maar het feit dat we eigenlijk jaren te laat zijn met ingrijpen. De woningprijzen zijn al sinds 2017 flink gestegen, en er is lange tijd te weinig gedaan om de gevolgen daarvan structureel op te vangen. Daardoor zitten we nu in een situatie waarin veel ouderen wél zouden kúnnen doorstromen, maar het simpelweg niet meer doen.
Waarom niet? Velen van hen wonen comfortabel, met lage maandlasten en een hypotheekrente die ver onder de huidige marktrente ligt. Verhuizen betekent dan bijna altijd: duurder wonen in een kleinere woning. Die stap voelt voor velen niet logisch of aantrekkelijk – zeker niet op latere leeftijd, als je gehecht bent aan je buurt, je woning en je rust. Daarbij zijn de alternatieven schaars: seniorenwoningen zijn beperkt beschikbaar en vaak niet goedkoper. En als er al iets gevonden wordt, loop je tegen financieringsbeperkingen aan. Banken toetsen streng, en maar een klein aantal geldverstrekkers werkt met de werkelijke lasten. Daardoor komen ook financieel gezonde ouderen soms niet in aanmerking voor een passende hypotheek.
Een landelijke verhuisvergoeding kan een stap in de goede richting zijn, maar het lost het probleem niet op zolang het fundament wankel blijft. Zolang er geen betaalbare en passende woningen worden bijgebouwd én de financieringsmogelijkheden niet worden verruimd, zullen de meeste ouderen simpelweg blijven zitten. De uitdaging is groot, maar er worden stappen gezet: het gesprek over de woningmarkt verandert en er lijkt langzaam meer ruimte te ontstaan voor structurele verbeteringen die daadwerkelijk in het voordeel van ouderen werken. Dat biedt perspectief voor de toekomst.”
“In de basis is het idee logisch: hoe meer financiële ruimte ontwikkelaars krijgen door ook duurdere woningen te mogen bouwen, hoe groter de kans dat projecten überhaupt van de grond komen. Op dit moment snijden gemeenten zich soms financieel in de vingers met te hoge betaalbaarheidsnormen, omdat het tekort op die betaalbare woningen deels uit eigen middelen gefinancierd moet worden. Door een iets lager percentage betaalbare woningen toe te staan, kunnen ontwikkelaars hun businesscase beter rondrekenen – en dat kan leiden tot méér woningbouw in totaal. En uiteindelijk vergroot meer bouwproductie ook het aanbod van goedkopere woningen.
Maar dan moeten we wel goed definiëren wat we onder ‘duurder’ verstaan. Als het gaat om woningen van €450.000 in plaats van €350.000, kan dat zinvol zijn. Maar als we het hebben over luxewoningen van zeven à acht ton, dan praten we over een doelgroep die al relatief goed bediend wordt. Dan los je het woningtekort niet op, dan schuif je het door. Bovendien moeten we voorkomen dat het bouwen van duurdere woningen leidt tot verdere prijsopdrijving. Er komt een moment waarop de markt verzadigd raakt. Je ziet nu al bij sommige nieuwbouwprojecten dat de vraag begint af te vlakken, vooral bij de hogere prijsklassen. Woningen worden wel verkocht, maar kopers geven steeds vaker aan het ‘net te duur’ te vinden. Als straks die woningen niet meer afgenomen worden, stagneert de bouw alsnog – en dat moeten we zien te voorkomen.
Dus ja, ik geloof in maatwerk. Geef ontwikkelaars ruimte, maar zorg tegelijkertijd voor balans. Een iets flexibelere betaalbaarheidsnorm kan helpen om meer woningen te realiseren, zolang het niet doorslaat. En bouw vooral ook woningen waar mensen écht naartoe willen én kunnen verhuizen: voor middeninkomens, doorstromers én starters. Daar zit uiteindelijk de grootste behoefte én de meeste beweging in de markt.”